Direct naar artikelinhoud
Bericht uitWillemstad

Allemaal verhalenvertellers: heel Curaçao schrijft

Een oudere signeert zijn werk in Willemstad.Beeld Foto: Kees Broere

Je kunt hun vragen om met de armen te zwaaien. Voorzichtig natuurlijk, want de stramme ledematen moeten niet té bruusk de lucht in schieten. Misschien kunnen ze ook de voeten laten cirkelen, of de knieën wat optrekken. In beweging blijven, het doet de ouderen in het verzorgingstehuis bij Habaai goed.

Je kunt hun ook vragen een verhaal te vertellen. Ze hebben immers een lang en actief leven gehad. En als ze hardop terugdenken aan die eerste keer dat zij stiekem met een meisje of jongen de mondi in gingen, het struikgewas dat op dit Caribisch eiland niet zozeer ritselt als wel prikt vanwege de cactussen, dan beginnen ze gewoon weer te gniffelen.

En je kunt hun vragen om, onder begeleiding van enthousiaste vrijwilligers, die verhalen op te schrijven. Zondag zullen de resultaten daarvan te zien en te horen zijn bij de presentatie, voor de derde keer alweer, van een boekje dat dankzij hun vertelsels uitkomt. Het uit Nederland overgewaaide initiatief staat op Curaçao bekend als Kura di Kuenta, de Verhalentuin. Want ook de geest weten de oudjes hier in beweging te houden.

Het zit hun ook in het bloed, die eilandskinderen, of ze nu hun diepste wortels in West-Afrika of in Joods-Portugal hebben. Verhalen vertellen, het blijft toch een hogere vorm van ademen. Neem Nati. Hij is een man die dingen maakt. Zoals mijn oude en scheve auto, als die weer eens in tweeën dreigt te scheuren. Via WhatsApp houdt hij mij dan uitvoerig op de hoogte van zijn vorderingen.

Schrijven doet-ie liever niet, want of het nu om Papiaments of om Nederlands gaat, het schrift is voor hem een vreemde, gekunstelde uitvinding. Nati spreekt zijn berichten in. Hij vertelt – en hoe. Als ik hem bijvoorbeeld vraag of de auto vandaag al gerepareerd zal zijn, is de boodschap meestal ‘nee’. Maar het verhaal gaat ongeveer als volgt.

‘Kees, hé Kees, hoe is het met Kees? Alles goed met Kees? Kees, ik heb die auto nu uit elkaar, joh. Weet je, Kees, ik ging naar die man voor een onderdeel, maar die man, Kees, hij werd ineens helemaal grijs in zijn gezicht en nou heeft-ie een attaque gehad of zo, en komen ze met een vliegtuig uit Miami om hem op te halen, want weet je, Kees, hier in het ziekenhuis zeiden ze alleen dat ze hem een drip gingen geven en meer konden ze niet doen. Helemaal uit Miami, joh. Maar dat is morgen, Kees, morgen. Ik laat Kees weten. Fijne dag, Kees!’

Gelukkig zetten veel Curaçaoënaars hun verhalen wél op schrift. Niet alleen de ouderen. Op dit eiland struikel je over de rotsige keien, maar ook over de literaire avonden en festivals. Deze week was het weer raak in de schitterende tuin van het landhuis Bloemhof. Zondag dus in Habaai. Over een paar weken staat de bibliotheek vol verhalenvertellers en schrijvers, en kort daarna zijn elders weer twee andere auteurs aan de beurt. Heel Curaçao schrijft.

Wie schrijft, draagt ook voor. Dat laatste wordt nog gemakkelijker, omdat veel mensen zich met zo veel gemak van meerdere talen kunnen bedienen. Nederlands als het moet, Papiaments omdat het de eerste eilandtaal is. Maar ook Spaans of Engels: omdat het kan. Een tijdje terug was een Ghanees auteur te gast. Die sprak gewoon in de taal van de Ashanti.

En iedereen verstond hem.