Direct naar artikelinhoud
ReportageCuracao

Deze volkswijk op Curaçao knapt langzaam op: ‘Hoe arm je ook bent, als er een feest is, schilder je je huis’

Carla uit Seri Otrobanda, die niet met haar achternaam wil worden vermeld, heeft via pastoor Marc Hooijschuur een tas vol voedsel en drinken ontvangen van de Voedselbank.Beeld Sinaya Wolfert

Een arme volkswijk op Curaçao lijkt dankzij lokale initiatieven en verbeterde infrastructuur langzaam op te krabbelen. Maar zeker sinds corona is de armoede nog alomtegenwoordig.

De Dominicaanse Rossi Contrera zit in de deur van haar eenvoudige huisje waar ze bakken met kleurrijke planten vult. Ze woont in de volkswijk Ser’i Otrobanda in Willemstad, een mix van ruïnes van statige huizen en houten krotjes, die er van binnen vaak opvallend netjes uitzien met een overdaad aan tierelantijnen en heiligenbeelden.

In dit deel van de wijk lagen tot twee jaar geleden nog enorme vuilnishopen met ijskasten, matrassen en andere rotzooi. Met geld uit het Europees Ontwikkelingsfonds zijn die opgeruimd waarna de buurt grotendeels is (her)bestraat. Sindsdien houdt Contrera met enkele buren haar buurt schoon. “Maar in een leeg huis hierachter zitten nog steeds ratten. En de straatverlichting laat te wensen over, dus ik ga niet meer naar buiten als het donker wordt. Ook de kinderen houd ik dan binnen, al is het nu wel veiliger dan vroeger.”

Met geld van het Ontwikkelingsfonds werd ook het rotsachtige sportveldje verderop aangepakt. Waar voorheen geiten liepen, ligt nu een echt sportveld met professionele verlichting – die niet werkt. Elke dinsdagavond geven vrijwilligers Karl Manuel en Jan Willem Katuin, van de Schepel Foundation, er voetbaltraining aan zo’n vijftien buurtjongens. Geld voor schoenen heeft niet iedereen, dus spelen sommigen op blote voeten of op één schoen die ze van een ander mogen lenen.

Manuel: “Het gaat vooral om het sociale aspect. We praten na het voetballen veel met hen, vragen hoe het thuis is en op school.” Katuin ziet duidelijk verbetering: “Ze luisteren naar elkaar en tonen respect. Voetballen is een middel, geen doel.”

Winkeltje achter tralies

Bij het veldje ligt een blauw geschilderde snèk (snackbar), gerund door Richard Silberie. “Deze snèk ligt tussen huizen van iets beter gesitueerde bewoners en eenvoudige huizen van mensen die amper rond kunnen komen. Maar we gaan goed met elkaar om.” Hij onderbreekt zijn verhaal om twee sigaretten te verkopen. Vanwege covid komen er veel minder klanten in zijn winkeltje achter tralies. “Vooral de jeugd trekt naar Nederland. Zeker sinds corona.”

Wie blijft, heeft het vaak zwaar. Marc Hooijschuur, pastoor van de Santa Famiakerk, merkt dat er nu meer behoefte is aan spirituele ondersteuning: hij krijgt regelmatig het verzoek om een huis te zegenen. “Omdat alles tegenzit; ze door corona geen werk hebben, het geld op is en de relatie stuk gaat. God is hier echt een realiteit en ik denk dat het geloof velen door de coronacrisis sleept.”

Ondanks de armoede hebben de bewoners van de wijk wel hun trots. Hij laat foto’s zien van witte bruidjes tijdens hun heilige communie en vertelt dat achter die fraai uitgedoste meisjes veel armoede schuilgaat.

Hooijschuur wordt regelmatig aangeklampt door parochianen die vragen wanneer er weer pakketten komen. De kerk is een van de instanties die adressen aanleveren aan de Voedselbank. Direct na de uitbraak van corona was duidelijk dat de Voedselbank moest uitbreiden. Voorzitter Sheryl Losiabaar vertelt dat ze in april van 350 pakketten per maand naar zevenduizend stuks gingen. “We hebben in korte tijd een hele organisatie moeten opzetten. Gelukkig kregen we hulp van veel vrijwilligers en mochten we de enorme loods van een carnavalsvereniging gebruiken. Daardoor konden we met onderlinge afstand inpakken.”

Bij de Voedselbank zijn veertienduizend gezinnen ingeschreven, circa een kwart van alle Curaçaose huishoudens. Losiabaar hoopt dat de Voedselbank op deze voet kan doorgaan. “We zijn afhankelijk van giften en voorlopig reikt het geld maar tot januari.” Met Nederlands geld verstrekte het Rode Kruis aan nog eens zevenduizend gezinnen zonder inkomen e-vouchers, waarmee ze in bepaalde supermarkten boodschappen kunnen doen.

Ruim een week op water en brood

In het westelijke deel van Ser’i Otrobanda (zie onderstaand kader) bestreden Martin en Tamara Verbaan-da Graça de armoede op hun manier. Het echtpaar hoorde tijdens de lockdown dat niet iedereen in hun buurtje voldoende eten in huis had. “Dus hebben we boodschappen gedaan en veranderde onze leegstaande airbnb in een distributiecentrum. Vooral de eerste weken waren de voedselpakketten nog niet voor iedereen beschikbaar. Wat we wel kregen, hebben we samen met de buren herverdeeld en aangevuld met extra boodschappen. Zo speelden we in op de behoeftes. Dus luiers en babyvoeding voor een jong gezin en pakketten met meer inhoud voor families van bijvoorbeeld zeven personen.”

Er waren schrijnende gevallen: een gezin met één kind bleek anderhalve week te hebben geleefd op een beetje brood en water. En een groep van twintig illegale Venezolanen, van de ene op de andere dag ontslagen vanwege de lockdown, had nergens recht op. “Ze waren dolblij met de pakketten.” De Verbaans financierden hun actie met eigen geld en giften van vrienden, familie en collega’s.

De buurtbewoners uitten hun dankbaarheid tijdens verschillende Clean Up Days. Daarbij werden erven schoongemaakt, huizen geschilderd en scheidingsmuren gerepareerd. Tamara: “Bijna alle mensen die een pakket hadden gekregen, ook de Venezolanen, kwamen helpen, alleen moeders met jonge kinderen niet.”

Een logisch vervolg op de voedselpakketten waren de stadstuintjes. In beide delen van de wijk bestonden hiervoor plannen en samen met de stichting Ser’i Otrobanda werd er zo’n 45.000 euro sponsorgeld opgehaald. Daarmee zijn op drie plekken tuintjes aangelegd met komkommers, zoete aardappelen, tomaten en aubergines. Een groenteman uit de wijk is bereid deze samen met zijn eigen producten in een nog te bouwen buurtwinkeltje te verkopen.

Regelmatige verzorging

De bewoners helpen zelf mee, maar Arto Elstak, penningmeester van de stichting, vertelt dat vrijwilligerswerk op Curaçao niet zo structureel is georganiseerd als in Nederland. “Omdat de tuintjes toch regelmatig verzorging nodig hebben, zijn daarvoor twee werkloze jongeren uit de buurt aangesteld. Zo krijgen zij de mogelijkheid iets te verdienen en leren ze te werken. Ze worden betaald door sponsors.”

Een ander initiatief, Kaya Kaya, stamt al uit 2018. Kurt Schoop, een van de organisatoren van dit straatfeest voor en door de wijk: “Zodra de buurt ervan hoorde, begonnen ze stoepen schoon te maken en huizen te schilderen. Want zo gaat dat op Curaçao, hoe arm je ook bent, naar buiten laat je zien dat het goed met je gaat en als er een feest is, schilder je je huis.

In stadstuintjes kunnen bewoners zelf groenten telen. Linksachter: Tamara Verbaan-da Graça.Beeld Sinaya Wolfert

“We benaderden de Antilliaanse Verf­fabriek en die gaf verf voor de huizen en de muurschilderingen die kunstenaars uit de buurt maakten. Het leuke was dat de stichting Volkshuisvesting haar huizen ook ging opknappen.”

Het buurtfeest werd een traditie en trok telkens duizenden Curaçaoënaars die genieten van goede muziek, muurschilderingen en lekker eten. Maar het belangrijkste is dat de buurt meer met elkaar omgaat, er is zelfs een buurtapp. Inmiddels hebben (draagkrachtige) buurtbewoners, bedrijven en fondsen geld bij elkaar gelegd waarmee twee betaalde krachten, uit de buurt uiteraard, wekelijks een andere straat schoonhouden. Schoop: “Daardoor zijn er geen echte vuilstortplekken meer. Vroeger gaf je een verslaafde twee gulden en dan gooide hij jouw troep ergens op straat.” Volgens Elstak kunnen de bewoners zelf de straten nog wel wat schoner houden, maar het betalen voor schoonmaak werkt wel. Dat blijkt wanneer een verslaafde in een van de straatjes een plastic beker op de grond gooit. Een bewoner ziet het en roept hem toe: “Geen vuil op straat gooien!” Beschaamd raapt de man de beker weer op. Kurt Schoop is inmiddels met een vriend in een van de fraaie grote huizen het Bario Hotel begonnen, waar buurtbewoners achter de bar staan en klusjes doen. “Daardoor is het hotel veilig; zij kennen het klappen van de zweep. Als zo iemand een functie krijgt, dan bloeit hij op, een mens wil zich nuttig voelen.”

Ontbijt en een warme maaltijd

Hoewel het aantal verslaafden in de wijk afneemt, vangt de stichting Nos t’ei pa yuda (We zijn er om te helpen) in een ruimte achter de kerk dagelijks vijftien tot twintig verslaafden op. Ze kunnen zich wassen en omkleden, krijgen een ontbijt en een warme maaltijd. Hoewel ze er van het bisdom niet mogen overnachten, zijn er wel een paar bedden waar ze overdag kunnen uitrusten. Wie kleding nodig heeft, kan die krijgen uit een door winkels gedoneerde voorraad. Harold Curasol, voorzitter van de stichting: “We proberen hun een respectvol leven te bieden en uitzicht op afkicken.”

Ook ex-verslaafden zijn welkom. Magali bijvoorbeeld, die 22 jaar lang verslaafd was en wel zeven keer (vergeefs) is gestopt. Maar nu is ze echt schoon. Ze ziet er keurig uit in haar gele poloshirt, strakke legging en gele oorbellen. Maar schijn bedriegt. Ze woont in een krotje zonder water en gas en kan dus niet zelf koken. De wc spoelt ze met een emmer door. Gelukkig helpen de buren haar en terwijl we praten komt een dikke auto voorrijden. Een man stapt uit met een foambakje vol etensresten voor Magali’s twee honden. Ze is er blij mee, want corona maakte een einde aan haar werk als schoonmaakster bij een loterijkantoortje en snèks. Ze heeft alleen een magere bijstandsuitkering en gaat daarom drie keer per week naar de opvang.

Carrière maken

De buurt kent ook zijn rolmodellen. Viangelo Lomp (27) glundert als hij vertelt dat veel jongeren uit de buurt net als hij iets willen worden in de maatschappij. Hij is inmiddels sergeant bij de Caribische Militairen en wil verder carrière maken bij Defensie. Dat betekent stationering in Nederland, terwijl hij het juist jammer vindt dat zoveel jongeren van het eiland vertrekken. “Ja, Otrobanda is stil geworden. Het is niet meer zoals vroeger. De vrienden met wie ik ging fietsen in de wijk, zijn allemaal weg. Ze moeten wel, er is hier geen werk.”

Sinds de eerste Kaya Kaya is de buurt volgens hem wel vooruitgegaan. “De leegstaande huizen, waarin verslaafden woonden, zijn nu dichtgemaakt en mooi geverfd. En veel huizen hebben muurschilderingen waarvan toeristen foto’s maken. Vroeger kwamen hier nauwelijks toeristen, nu wel. Er zijn zelfs rondleidingen langs de muurschilderingen.”

Geleidelijk is Ser’i Otrobanda van een absolute no-go area veranderd in een weliswaar nog steeds armoedige maar veiliger woonbuurt. Maar corona laat haar sporen na. Volgens pastoor Hooischuur wordt huiselijk geweld nu vaker zichtbaar. “De mensen hier staan met de rug tegen de muur.”

De berg van Otrobanda

De Ser’i Otrobanda (berg van Otrobanda) werd vanwege zijn ongunstige hoge ligging, ver van de toegangswegen over water, pas vanaf midden negentiende eeuw bebouwd. Ambtenaren, zeelui, kooplieden en onderwijzers bouwden er fraaie huizen. Geleidelijk verkochten ze stukken van hun grond, waarop kleinere huisjes verrezen. Zo verdichtte de wijk tot de huidige wirwar van straatjes waar rijk naast arm woonde, blank naast zwart.

Halverwege de vorige eeuw vertrok de gegoede burgerij naar de nieuwbouwwijken en bleven de arbeiders over. De grote huizen vervielen tot ruïnes en sinds de jaren zestig verdelen de aanvoerwegen van de nieuwgebouwde brug over de Annabaai de buurt in een westelijk en een oostelijk deel.

Verscheidene huizen in Ser’i Otrobanda zijn sinds de monumentenverordening van 1993 weliswaar opgeknapt, maar het blijven zeldzame parels tussen de soms vervallen tweekamerwoninkjes.

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (fondsbjp.nl). 

Lees ook:

Op Curaçao lopen veel leerlingen achterstand op, en dus houden scholen nu ook de ouders in de gaten

Nederland heeft dertig miljoen euro beschikbaar gesteld voor het onderwijs op Curaçao. Dat is geen luxe. Alleen al door het taalprobleem sneuvelen veel leerlingen voortijdig.