Direct naar artikelinhoud
Bericht uitCuraçao

In de Caracasbaai spoelt Venezuela zachtjes binnen

Twee jongens zijn gaan vissen aan de kust van Curaçao. Op het eiland bepaalt de zee het ritme van het leven.Beeld Bart Mühl

Zoveel mensen, zoveel stranden. De een wil kilometers leegte, de ander zit of ligt het liefst op een kluitje. Voor beiden geldt vaak dat ‘naar zee gaan’ de uitdrukking van iets uitzonderlijks is, van een soms kleine maar altijd bijzondere ontdekkingstocht. Tenzij je op een niet al te groot eiland woont.

Behalve de jonge vrouw die was geboren en getogen op de Seychellen, maar die mij op het strand, waar zij was komen kijken hoe gespierde vissers hun netten op het droge trokken, vertelde dat zij nooit eerder in haar leven de heuvel van haar geboorte had verlaten om naar de kust te komen – behalve die vrouw ben ik nooit een eilandbewoner tegengekomen voor wie de zee veel meer is dan de ruimtelijke invulling van het alledaagse.

Zij, die zee, bepaalt het ritme van het leven, hoe onvoorspelbaar ook.

Voor de Yu di Kòrsou, de vrouw of man die het licht zag op Curaçao, is de Caribische Zee iets als een doordeweekse file op de A2 voor een Nederlandse forens. Die hoort erbij, daar sta je verder niet bij stil – of juist wel, als het gaat om de file. Noem het onverschilligheid, maar dan zonder dedain. En wel degelijk van liefde vervuld; als hoogbejaarde, schuifelende echtparen die elkaar niet meer de hele dag hoeven aan te raken om toch te voelen dat zij geen moment zonder elkaar kunnen leven.

Bij een van de magische inhammen op Curaçao ligt de Caracasbaai. Het is zo’n plek waarvan veel toeristen gelukkig denken dat ze hem kunnen overslaan. Want ach, van een heus strand is nauwelijks sprake. Fatsoenlijke toiletten of verkleedhokjes zijn er moeilijk te vinden en aan de horizon ligt een oxiderend monster, dat bedoeld is voor het onderhoud van schepen.

Ja, het is er prachtig.

Ook de naam is goed gekozen. Caracas nietwaar, de hoofdstad van Venezuela. Dat enorme buurland aan de overkant van het water, op slechts enkele tientallen kilometers. Dat land met de president van wie een opa nota bene van het Caribische eiland afkomstig is. Dat Venezuela, dat zoveel van zijn binnenlandse problemen, van internationale oliesancties tot vluchtelingen, naar plaatsen als Curaçao weet te exporteren.

Over de zee.

Ook in 2020, ook dit nieuwe jaar, zal Venezuela de sociaal-politieke en economische agenda van Curaçao weer op vele manieren bepalen. Een beetje als de oudere broer die buitenshuis als een losbol tekeer kan gaan, terwijl het kleine zusje, dat meisje met die schattige korte dreadlocks, dat netjes binnenbleef, klappen krijgt van de wanhopige, woedende ouders.

Alleen bij de Caracasbaai komt Venezuela zachtjes binnen, aanspoelend met golven die niet slaan, maar koesteren. Begrijpelijk dat het lokale restaurant, dat in de volksmond altijd Pop’s Place zal blijven heten, zich heeft omgedoopt tot ‘Zeebries’, tot Brisa do Mar. Wanhoop en woede mogen hier verstommen. Alle onzekerheden die het nieuwe jaar met zich mee zal brengen, zijn hier nog even onder te dompelen in het blauwe, bijna lauwe water, dat zich strelend voegt rond het middel van een kind dat de zee inrent; een beetje bang soms, maar vooral nieuwsgierig.

Boven het kind zweeft een fregatvogel. Met zijn eigenaardige, ogenschijnlijk ‘geknakte’ vleugels lijkt het op een stealthvliegtuig, dat onopgemerkt door de radar ineens tevoorschijn komt om zijn dodelijke bommen af te werpen. Maar nu niet. Nog even niet.