Dit artikel is afkomstig uit Trouw. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Op 17 augustus 1795 brak op Curaçao een grote slavenopstand uit. De koloniale overheid sloeg die keihard neer. Enkele voormannen werden gefolterd en stierven een gruwelijke dood. Onder hen was Tula. Zijn lichaam, of wat daarvan over was, werd in zee geworpen.
De opstand raakte in vergetelheid, tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw enkele vermaarde Curaçaose schrijvers 'de schande van de slavernij' weer ter sprake brachten. Jongeren richtten in mei 1968 de Movimiento (beweging) 17-8-1795 op.
Aanvankelijk was er voor het herdenken van de opstand onder de nazaten van de slavenhouders weinig animo. Ook de Afro-Curaçaoënaars liepen er niet voor warm. Velen ervoeren de slavenopstand niet als een achievement (prestatie), hij riep eerder 'schaamte' op dan 'bewondering', schreef de zwarte slavernijhistoricus Jandi Paula in 2003.
Die houding is veranderd. Tula heeft eerherstel gekregen, hij heet nu officieel 'held' en 17 augustus is Dia di Tula - Tuladag. Tenminste: op Curaçao. Aan de andere kant van het koninkrijk is het oordeel over de terechtgestelde 'misdadiger' uit 1795 nog niet officieel herzien.
Al drie jaar pleit het Plataforma Sklabitut i Herensha di Sklabitut (Platform slavernijgeschiedenis en de erfenis daarvan) bij de koninkrijksregering voor rehabilitatie van Tula. Dat is tot op heden vergeefs, tot ergernis van voorzitter Gilbert Bacilio. Wel heeft de Nederlandse minister van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties laten doorschemeren dat dat in het 'herdenkingsjaar 2023' verandert en hebben leden van het Nederlandse en Europese parlement op 17 augustus een krans gelegd bij het slavernijmonument op Curaçao.
Het naakte beeld in Winschoten
In het Nederlands-Antilliaanse herdenken van de opstand is een bescheiden, maar opmerkelijke rol weggelegd voor een beeld van Tula, dat momenteel in Winschoten in de gemeente Oldambt staat.
Het is in 1973 gemaakt door de Nederlandse kunstenares Toos Hagenaars, die enige jaren op Curaçao woonde. Ze werd geïnspireerd door het toneelstuk Tula, e Rebelion di 1795 dat in 1971 volle zalen trok. Volgens de recensent van de krant Amigoe di Curaçao werd "voor het eerst in de geschiedenis van Curaçao voor Toela geapplaudisseerd". Hagenaars wist de hoofdrolspeler te bewegen om model te staan. Ze vervaardigde een 2 meter hoog standbeeld van Tula.
Zoals op de foto is te zien, had het beeld geen kleren aan. Dat leverde meteen weerstand op: de naaktheid van de vrijheidsstrijder zou diens waardigheid aantasten. Daar kwam bij dat de kunstenaar een witte vrouw was uit het land van de oude kolonisator, een señora makamba, zoals dat afkeurend heet in het Papiaments.
Witte onschuld
Jaren later speelde soortgelijke kritiek opnieuw, toen Jikke van Loon haar halfnaakte standbeeld van de Surinaamse intellectueel en verzetsstrijder Anton de Kom (1898-1945) presenteerde. Van Loon had zich, net als Hagenaars dertig jaar eerder, niet gerealiseerd hoezeer de halfnaakte uitbeelding van een antikoloniale verzetsheld geassocieerd kon worden met armoede, ondergeschiktheid en afhankelijkheid.
Dat zegt iets over wat tegenwoordig wel 'witte onschuld' heet: de onopmerkzaamheid waarmee witten voorbijgaan aan de actualiteit van ongelijke verhoudingen uit het koloniale verleden. Een verleden waarin de ondergeschikte positie van tot slaafgemaakten mede in hun kleding en schoeisel (of beter: gebrek daaraan) tot uitdrukking kwam.
Tegelijkertijd roept de kritiek op de 'blote Tula' vragen op over de uiteenlopende betekenissen van naaktheid. Hagenaars was opgeleid in een klassieke traditie waar naaktheid voor schoonheid, kracht en kwetsbaarheid staat, zoals ook te zien is aan Michelangelo's wereldberoemde beeld van de Bijbelse rebel David. Die staat op het punt om de reus Goliath te vellen, spiernaakt, als uiting van kracht en moed tegenover een overmacht. Voor Toos Hagenaars gold dat zij Tula naakt uit de zee wilde laten herrijzen ten teken van zijn kwetsbare strijdbaarheid.
Dat motief werd door enkele vooraanstaande, Afro-Curaçaose auteurs meteen opgepikt en gewaardeerd. Ondanks die ruggensteun besefte Hagenaars snel dat veel andere Curaçaoënaars haar Tula als een persoonlijke krenking ervoeren. Daarom benadrukte ze in een interview in Amigoe dat ze het prima vond om haar Tula alsnog een lantera (lendendoek) te geven; het beeld was in klei uitgevoerd en dus nog niet gegoten, er viel makkelijk wat aan te veranderen. Ze hoopte tegemoet te komen aan de critici. Het bleek niet genoeg, ook vanwege haar herkomst. De Movimiento 17-8-1795 keerde zich tegen haar.
Curaçao moest nog meer dan twintig jaar wachten, voordat er een monument ter nagedachtenis aan de slavenopstand werd onthuld in 1997. Die beeldengroep van de Curaçaose Nederlander Nel Simon toont Tula, geflankeerd door een mannelijke en vrouwelijke medestrijder. De mannen - o ironie - zijn naakt met een doek om de lendenen.
Hagenaars' beeld werd destijds naar Nederland verscheept. Gratis, door een verhuisbedrijf dat er, samen met de maakster en anderen, van overtuigd was dat het kunstwerk zou terugkeren naar Curaçao. Het liep anders.
Toos Hagenaars en haar gezin keerden terug naar Nederland en vestigden zich in Winschoten. Nadat het beeld in brons was gegoten beleefde het in augustus 1977 zijn coming-out in het Winschoter Rosarium, maar een vaste verblijfplaats was dat niet. Lang stond Tula in de tuin van Toos, schuin tegenover het station, op de weg naar het centrum. Daar had hij veel bekijks en kreeg hij meer dan eens een jasje of broek aangetrokken, niet zozeer uit preutsheid maar uit lolbroekerij.
Toen het beeld in 1991 tijdens de Groningse Antillenweek in het lege Korenbeursgebouw werd geëxposeerd, kreeg het voor het eerst op Nederlandse bodem kritiek die verwees naar het slavernijverleden. Het was een eenmansprotest met een geïmproviseerd bordje: 'Naakt Beeld is Belediging van het Antilliaanse Volk'. In het Nieuwsblad van het Noorden vroeg hij zich af wat Nederlanders ervan zouden vinden 'als iemand Wilhelmina naakt zou afbeelden'?
Het Tulabeeld kreeg uiteindelijk onderdak in cultuurcentrum De Klinker in Winschoten, eerst bij de entree, later, onopvallend, in het theatercafé. Door de jaren heen probeerden zowel de kunstenares als Antillianen - onder wie de gevolmachtigde minister - om de Winschoter Tula naar huis te brengen, in Willemstad op Curaçao.
De pogingen strandden, waarna weer anderen er enthousiast over werden, of verontwaardigd. Dat is een constante in zijn geschiedenis als publiek kunstwerk: het beeldhouwwerk laat de mensen die hem ontmoeten zelden onverschillig. En ze worden het maar niet eens over hem.
Het bitterzoete erfgoed was niet welkom in Groningen
Een poging om hem in de zojuist afgelopen Groningse slavernijmanifestatie 'Bitterzoet erfgoed' onder te brengen, mislukte. Hagenaars' bitterzoete erfgoed was evenmin welkom in de bijbehorende tentoonstelling 'Zwart in Groningen' in het Groninger Museum. "Niet omdat deze Tula controversieel is", verklaart directeur en hoogleraar kunstgeschiedenis Andreas Blühm, "maar het beeld paste niet in onze historische opstelling. Bovendien zou zijn naaktheid de aandacht hebben afgeleid, dan was discussie ontstaan over 'Nederlandse beeldhouwster die zwarte meneer naakt afbeeldt als monument voor opstandeling'. Ik vind het wel jammer dat hij elders niet te zien is."
Nu wacht Tula op wat komen gaat. Even dreigde hij dakloos te worden nadat er voor hem geen plaats meer was in het Winschoter cultuurcentrum. Dat zegde hem de wacht aan. De gemeente Oldambt heeft hem nieuw onderdak geboden. De wethouder cultuur is "doordrongen van Tula's bijzondere cultuurhistorische waarde. We bezinnen ons op een goede, nieuwe locatie." In de tussentijd staat hij al ruim een jaar in een opslagloods, onzichtbaarder dan ooit.
Maar de vragen die hij oproept, laten zich niet wegmoffelen. Hoe zit het met het taboe op naaktheid, als de kunstenaar daarmee de combinatie van kwetsbaarheid en strijdbaarheid tot uitdrukking wil brengen?
Zeker zo belangrijk is de andere vraag: mogen publieke kunstwerken gediskwalificeerd worden op basis van de nationale herkomst, kleur of sekse van de maker?
En ten slotte: wat moet er met het monumentale standbeeld van Tula gebeuren?
Als het aan Laurindo Andrea ligt, staat het over vijf jaar op zijn geboorte-eiland. Maar, zegt de Antilliaans-Amsterdamse modehistoricus, gespecialiseerd in (post)kolonialisme, "dan moeten eerst die vragen met de Curaçaoënaars zijn besproken, in een diepgaande dialoog over alle pijn en verdriet, trauma en frustratie die uit de koloniale tijd voortkomen. Wij moeten eerst genezen. Healing!"
Toos Hagenaars op de eerste rij
Tijdens de herdenking van de slavenopstand in de Nieuwe Kerk in Groningen op 17 augustus hield Andrea een theatermonoloog, 'M'a Topa Tula' ('Ik heb Tula ontmoet'). Op de eerste rij zat Hagenaars, bijna 90 jaar oud. Andrea en Hagenaars zagen elkaar voor het eerst 49 jaar terug: in 1973 waren ze buren in Willemstad en kwam Andrea als jongetje het beeld bekijken bij Hagenaars thuis. "Ik was vijf en vond het indrukwekkend. Nu vind ik deze Tula groots. Hij raakt me."
In het publiek van hoofdzakelijk Antilliaanse Nederlanders leek niemand zich meer druk te maken over Tula's piemel. Wel steunden ze massaal het idee om het beeld vanuit de opslag naar Curaçao terug te sturen.
Daar is alvast één sleutelfiguur voor zo'n repatriëring: Gilbert Bacilio van het Platform dat op Curaçao de jaarlijkse Tulaherdenking organiseert. Lang was hij een verklaard tegenstander, nu vindt hij dat het 'deel van onze geschiedenis' is geworden. "Hagenaars' Tula hoort echt een plek op Curaçao te krijgen." Gekuist, dat wel.
Excuses voor het slavernijverleden
In 2023 spreekt Nederland naar verwachting zijn excuses uit over het slavernijverleden. Zou dat geen mooi moment zijn? Laurindo Andrea waarschuwt voor overhaasting. "De Curaçaose samenleving is verdeeld. Het zal ons nog heel wat boosheid en tranen kosten alvorens wij Hagenaars' beeld weer vredig aan land kunnen brengen vanuit de oceaan, waar hij op 3 oktober 1795 in is gegooid."
Het publiek in de Nieuwe Kerk was voortvarender: dit beeld verdient snel een passende plek in het centrum van Willemstad - waar nog geen Tulabeeld staat. Daarmee zou Nederland 'zijn' Tula kwijt zijn. Daarom wilden de Antilliaanse Groningers dat er een replica komt. Want Nederland heeft wel een paar slavernijmonumenten, maar geen enkel beeld dat de slavenopstand van 1795 in herinnering roept.
Historicus Barbara Henkes is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schreef Sporen van het slavernijverleden in Groningen (2016) en hield tijdens de laatste Dia di Tula een lezing over Hagenaars' Tula.
Lodewijk Dros is filosofieredacteur bij Trouw. Volgend jaar verschijnt Tula, een beeld van de slavernij, een boek over de lotgevallen van Hagenaars' kunstwerk.