Direct naar artikelinhoud
Reportage

‘Tot op de dag van vandaag zijn Curaçaoënaars een volk zonder geschiedenis’

Curaçao wacht niet alleen op excuses voor het slavernijverleden, maar ook op eerherstel voor Tula, die eeuwenlang door Nederland is afgedaan als een schurk. Hij leidde de slavenopstand en moest dat met de dood bekopen. ‘Ik heb op school alleen maar geleerd over Piet Hein. Misschien dat dit nu eindelijk verandert.’

Gibi Bacilio, dichter en activist, een van de voorvechters van eerherstel voor Tula, bij het monument voor de slavenopstand in Willemstad.Beeld Joris van Gennip voor De Volkskrant

In de turquoise baai aan de Curaçaose zuidkust ligt de Marella Explorer 2 met 2.253 TUI-toeristen in haar vijftien-deks buik aangemeerd op dezelfde plek waar ruim twee eeuwen geleden het verminkte lichaam van Tula in zee werd gedumpt.

Gibi Bacilio (72) wijst naar de rand van het rif. ‘Zijn hoofd werd op een spies gezet hier op het galgenveld.’ Als afschrikmiddel voor andere potentiële ‘raddraaiers en moordenaars’, zo formuleerde het Nederlandse bewind. Bacilio, activist, dichter en voorzitter van het Platform Slavernij en Erfenis ijvert al decennia voor Nederlands’ eerherstel van Tula, de leider van de grote slavenopstand op Curaçao van 17 augustus 1795.

Geïnspireerd door de idealen van Franse Revolutie én de Haïtiaanse zocht Tula – zoals genoteerd in een verslag van een Nederlandse pater – naar betere leefomstandigheden voor de mannen, vrouwen en kinderen met Afrikaanse voorouders die in slavernij moesten werken. Hij schijnt charismatisch te zijn geweest, een goed redenaar.

Tula wilde een gesprek met de Nederlandse gouverneur, maar die weigerde en mobiliseerde zijn manschappen. Meer dan een maand duurde de strijd die volgde. Zo’n tweeduizend tot slaaf gemaakten van verschillende plantages wist Tula te mobiliseren, samen met zijn medestrijders Bashan Carpata, Luis Mercier en Pedro Wacao. ‘Hij moest zijn daad van verzet met folteringen en een gruwelijke dood bekopen’, zegt Bacilio.

Gebrek aan kennis

Op deze plek in het Parke Lucha pa Libertat (Park van de Vrijheidsstrijd), bij het Tula-monument waar de jaarlijkse herdenking van de opstand plaatsvindt, wordt maandag de toespraak van premier Rutte vanuit Nederland getoond, in aanwezigheid van staatssecretaris Van Huffelen. Voor wie niet aanwezig is – en dat zal voor de meeste eilandbewoners gelden – wordt de toespraak live uitgezonden via Facebook, radio en tv.

Terwijl de excuses voor het slavernijverleden in Nederland tot verhitte discussie leiden, lijkt het gespreksonderwerp op Curaçao – een eiland waar 40 procent van de jongeren werkloos is en ruim de helft van de bevolking onder het bestaansminimum leeft – afwezig. Althans, op het eerste gezicht. Op radio, tv en in Papiamentstalige kranten gaat het nauwelijks over een ‘betekenisvol moment’ uit Den Haag.

Dat ontbreken aan massale betrokkenheid komt door gebrek aan kennis, zegt Bacilio, die de gesprekken op het eiland leidde die uitmondden in de adviezen in het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden. Wie zijn geschiedenis niet kent, kan zich noch opwinden over de ontstaansgeschiedenis van de ongelijkheid, noch trots voelen over het verzet van verre voorouders. ‘Om je te organiseren en je mond te kunnen roeren, heb je een horizon nodig.’ Veel activisten hier studeerden of woonden een tijd in het buitenland. Zelf had hij ‘het geluk’ dat de Nederlandse fraters op het eiland hem uitkozen voor een priestersopleiding in het buitenland. Priester werd hij niet, hij keerde terug als activist.

Parke Lucha pa Libertat in Willemstad waar jaarlijks op 17 augustus een herdenking voor Tula wordt georganiseerd.Beeld Joris van Gennip voor De Volkskrant

Sindsdien vecht Bacilio onder meer voor erkenning van Tula, die ene man die opkwam ‘voor de vrijheid van onze voorouders’. Want: ‘Niet weten wie je voorouders zijn, berooft je van wortels en eigenwaarde’. Een fatsoenlijk standbeeld en een jaarlijkse herdenking volgden. Tegenover het beeld staat een witte zuil met een gebalde vuist en gebroken keten. Op zes andere belangrijke plekken van de slavenopstand staan identieke zuilen. In 2010 riep Curaçao Tula uit tot nationale held. Maar erkenning uit Nederland kwam niet. Bacilio stuurde de betrokken Nederlandse ministers ‘stapels onbeantwoorde brieven’.

Eeuwenlang is Tula door het koloniale bewind afgeschilderd als ‘schurk’ en dat beeld is Curaçaoënaars diep ingeprent. Pas vanaf de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw komt daar verandering in. Kunstenaars, theatermakers, vakbondsleiders en intellectuelen werpen een nieuwe blik op Tula – als vrijheidsstrijder.

In 1963 verschijnt het eerste gedenkteken, vertelt gepensioneerd historicus en sociaal geograaf Charles do Rego (77) op zijn veranda. Hij toont een foto van een krantenknipsel uit die tijd: ‘sobere onthulling van emancipatiemonument’. Do Rego wijdde ‘vele decennia’ aan onderzoek en activisme. Hij was betrokken bij de eerste herdenking, in 1973. Voor hem op tafel: boeken van zijn hand over de opstand van Tula, die hij in ‘zoveel mogelijk talen’ schreef, om ‘zoveel mogelijk mensen’ over hem te kunnen vertellen.

Hét centrum van slavenhandel

Willemstad op Curaçao – specifieker: de wijken Otrobanda en Punda aan weerszijden van de Sint Annabaai – was vanaf 1634 eeuwenlang hét centrum van de trans-Atlantische slavenhandel. Het eiland groeide onder Nederlands bewind uit tot depot en markt van de handel in tot slaaf gemaakten. Zeker 100 duizend uit Afrika verscheepte mensen werden door de Nederlanders op Curaçao verkocht aan plantagehouders in Midden- en Zuid-Amerika.

Tot op de dag van vandaag zijn Curaçaoënaars een volk zonder geschiedenis, zegt historicus en vrouwenrechtenactivist Jeanne Henriquez (76). ‘Iedereen kent Tula, maar niemand leerde over hem op school. Het niveau van ons onderwijs is niet goed en het is nog altijd: Nederland voor, achter en opzij. Onze jeugd krijgt nog altijd geen voedsel om de eigenwaarde te vullen.’

Jeanne Henriquez, historicus en activist, vindt 'eenzijdig excuus geen excuus'.Beeld Joris van Gennip voor De Volkskrant

Henriquez is curator bij Kas di Pal’i Maishi (huis van maïsstengels), een openluchtmuseum waar te zien is hoe de Afro-Curaçaose plattelandsbevolking van het westelijk gelegen Bandabou leefde, de streek waar ook Tula vandaan kwam.

Over de mogelijke excuses van maandag is Henriquez niet te spreken. En dat terwijl ze er al zo lang op wacht, voor alle nazaten en haar voorouders. ‘Een eenzijdig excuus is geen excuus. Nederland moet ophouden met dat paternalistische gedrag. Excuses moeten welgemeend zijn, op een correcte datum komen en gepaard gaan met daden.’

Haar ogen spuwen vuur. ‘De basis van de rijkdom van Nederland is gelegd door het zweet, bloed en de tranen van Afrikanen. En nu leven de nazaten van deze mensen 150 jaar later nog steeds een achtergesteld bestaan.’ Ze wil er niet veel woorden aan vuil maken. Liever vertelt ze over Tula, wiens eerherstel ook voor haar cruciaal is. ‘Hij staat voor verzet, veerkracht, het begin van emancipatie, en voor goed leiderschap. Ook daar hunkeren we hier naar, in de gezondheidszorg, in het onderwijs, in de politiek – op zo veel niveaus. ’

Nos no ta akseptá

Op de uiterste westpunt van het eiland bevindt zich de voormalige plantage Kenepa, of Knip, waar Tula ergens in de 18de eeuw geboren moet zijn. Het landhuis van de toenmalige opzichter huisvest het Museo Tula, maar dat is – vanwege financiële problematiek – al twee jaar dicht. Een tiental mannen is bezig met een verbouwing. Een van hen, Shanderr (40), veegt met zijn roze T-shirt de zweetdruppeltjes van zijn gezicht.

Daar onderaan de met cactussen begroeide heuvel is hij geboren. Zijn voorouders werkten op deze plantage, weet hij van zijn moeder. Bij het woord ‘excuses’ haalt hij zijn schouders op. ‘En dan? Soms lijkt het alsof de slavernij nog steeds niet voorbij is.’ Hij wijst op de donkere kleur van zijn huid. ‘Denkt u dat ik dezelfde kansen heb gehad als die man?’ Hij doelt op de premier die volgens hem ‘geen achterstallige salarissen’ wil uitbetalen, de man die maandag zijn woorden vanuit het Haagse Archief mede zal richten tot de inwoners van het koninkrijk hier in de Cariben.

Daags voor de ceremonie van maandag komt een handjevol demonstranten in Willemstad samen bij Fort Amsterdam, het historische en huidige politieke machtscentrum. ‘Nos no ta akseptá’, als er excuses komen, accepteren wij die niet, klinkt het. Ze maken zich op voor een tweede protest tijdens de ceremonie van maandag. Een van de demonstranten, Marlon Regales, ging afgelopen zomer nog de straat op vóór excuses. Maar niet op deze ‘neokoloniale manier’. Dat de datum toevallig is gekozen, gelooft hij niet. Met een grijns: ‘Kijk maar op Wikipedia, 19 december 1722, precies 300 jaar geleden, werd de Oostendse Compagnie opgericht, een concurrent van de VOC in de zuidelijke Nederlanden. Rutte is historicus, toch? Ik denk dat hij de 19de stiekem iets viert.’

Makamba’s

Bij het Tulamonument vertelt Gibi Bacilio dat hij in zijn jonge jaren woedend zou hebben gereageerd op die ‘arrogante makamba’s (Nederlanders) en hun eenzijdige beslissingen’. Nu denkt hij: ik kan dit niet tegenhouden. Hij kijkt met spanning uit naar de woorden die maandag zullen klinken. ‘De tekst is cruciaal. Dus niet: het was heel erg. Maar concreet: de vrouwen werden verkracht, als je niet luisterde hakten ze je hand eraf, al Tula’s botten zijn gebroken, zijn gezicht is geblakerd en hij is in zee geworpen. Als een object zonder waarde.’

Bacilio wil horen dat Tula’s dood een misdaad tegen de menselijkheid was van de Staat der Nederlanden. Als diens eerherstel niet wordt aangekondigd en het Papiaments niet als officiële rijkstaal wordt erkend, ziet Bacilio niet in wat excuses kunnen brengen. ‘Wat zijn excuses zonder erkenning en herstel?’

Ondertussen harken mannen het grind aan bij het monument en kappen woekerend gebladerte weg. Naar de jaarlijkse herdenking van 17 augustus komt een van hen, Wilmer Apolina (69), altijd. Maandag is hij er niet bij. ‘Ik moet werken, mevrouw, wij hebben geen pensioen.’

Hij zal het wel terugkijken, later, als dat kan. Vooral om te horen of Tula is genoemd. ‘Ik heb op school alleen maar geleerd over mensen als Piet Hein, Peter Stuyvesant, en nog steeds leren mijn kleinkinderen niet over onze eigen mensen. Misschien dat dit nu eindelijk verandert.’

Protest voor Fort Amsterdam tegen excuses op 19 december.Beeld Joris van Gennip voor De Volkskrant