Direct naar artikelinhoud
Column

Ik wil deze krankzinnige tijd zo helder mogelijk beleven, want hij komt nooit terug

Mijn zus op Curaçao, dat inmiddels in volledige lockdown verkeert, postte op Facebook een paar foto’s van haar tuin en de aanpalende zee, een vuurrood vogeltje in een struik, een leguaan die in een palmboom klauterde, wat kleurige bloemen, een zeeschildpad die langs zwom. De commentaren van vrienden en kennissen waren wat je ervan kon verwachten: Prachtige foto! Was ik daar maar! Geniet ervan! Tja, wat moet je anders zeggen: Ik gun het je niet? Vlieg op met je zeeschildpad? Ik vinkte het like-tekentje aan en keerde terug naar Nederland.

Zou deze periode ooit aanleiding geven tot specifieke corona-herinneringen, bijvoorbeeld dat we toentertijd meer genoten van de gewone dagelijkse dingen, dat er dagelijks honderden, duizenden doden vielen, dat er – kun je het je voorstellen? – een tekort aan ic-bedden was?

Ik moest denken aan de oorlogsverhalen van mijn moeder, hoe ze ons vertelde dat ze ooit met een vriendin van haar evacuatiedorp Veenendaal terug naar Arnhem was gelopen om – streng verboden! ­– nog wat spullen uit haar ouderlijk huis op te halen en hoe ze op de terugweg met Duitse soldaten waren meegelift, hoe ze de parachutisten uit de lucht had zien vallen. Vroeger kreeg je vooral plaatjes en bewegende beelden van oorlogsmomenten te zien, de laatste jaren ook van feestjes of voetbalwedstrijden in oorlogstijd. Toch weet ik ­zeker dat ik de adem van de Tweede Wereldoorlog nooit zal voelen, dat geheimzinnige substraat dat elke foto, elke herinnering overschaduwt, het gevoel ‘Oorlog’.

Zou er een anderhalve meter-mythe ontstaan?

Het is al onmogelijk om mijn eigen gevoelens in deze crisis precies goed te peilen, laat staan dat ik er ooit iets van zou kunnen overbrengen. Natuurlijk, er zijn de collectieve feiten, zou er een anderhalve meter-mythe ontstaan? En de persoonlijke dingen – een vriendin had afgelopen week een begrafenis van vijf man – maar wat zou het allemaal zeggen als je er niet bij was geweest?

Zelf reed ik twee weken geleden kalmpjes weg uit Frankrijk, om de lockdown daar voor te zijn, dwars door België dat nog net niet op slot zat. Geen grenswacht te zien, de hilarische poppen in het verlaten douanekantoortje wuifden me als altijd na. Halverwege bij Brussel herinnerde ik mij opeens dat ik een bakje champignons in de koelkast had laten staan, dat nu wel stevig zou gaan schimmelen.

Hoelang zou het moeten duren, hoe heftig zou het moeten worden alvorens er een soort alom geaccepteerd corona-geheugen ontstond? Ooit beleefde ik als jochie van zes, ­zeven jaar in een Haarlemse tuin in een zandbak van de buren een ultieme geluksmiddag, ik heb weleens geprobeerd het helemaal terug te halen en te reconstrueren maar verder dan zandbak en geluk kom ik niet. Huizinga of Van Oostrom kunnen mij over de Renaissance of de Middeleeuwen vertellen wat ze willen, ik ben er nooit geweest en zal er nooit geweest zijn. Daarom heb ik besloten het heden van deze krankzinnige tijd zo helder en geconcentreerd mogelijk te beleven, met alles erop en eraan, want het komt nooit meer terug, niet in foto’s, filmpjes en herinneringen.

Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.

Eerdere columns van Rob Schouten leest u hier