Direct naar artikelinhoud
Bestrijder van onrecht

Stanley Brown, ‘de Fidel Castro van Curaçao’, overleden

September 1969: Stanley Brown (tweede van rechts) bezoekt met medeleden van het Arbeidersbevrijdingsfront gouverneur Cola Debrot (tweede van links).Beeld ANP / ANP

Hij werd in Nederland de Fidel Castro van Curaçao genoemd, de gisteren op 84-jarige leeftijd overleden Stanley Brown. Maar Brown belichaamde zoveel meer dan de opstand van 30 mei 1969, waarvan hij een van de leiders was.

Het begon die dag allemaal met een staking van vierduizend arbeiders van Shell, met zijn raffinaderij de grootste werkgever van Curaçao. De staking ontspoorde toen de arbeiders Willemstad introkken, steeds meer mensen zich bij hen aansloten en er al snel sprake was van een volksopstand.

Stanley Brown ontpopte zich tot een van de drie leiders. Uiteindelijk werd er geplunderd en brand gesticht, vooral de wijk Otrabanda moest het ontgelden. Het leidde allemaal tot geschokte reacties in het verre Nederland, waar nog stevig geloofd werd in de mythe van het vredige eiland onder Nederlands bestuur. De volksopstand werd uiteindelijk beëindigd met de inzet van driehonderd Nederlandse militairen en kostte twee mensen het leven.

Brown wordt op Curaçao nog elk jaar herdacht. Daar worden de gebeurtenissen op die 30ste mei vooral gezien als keerpunt, als teken van ontwakend zelfbewustzijn. Identiteit én huidskleur doen ertoe, ook als het gaat om economische achterstelling. Daar moest dus een eind aan komen. Of, zoals Brown het later zei in een radio-interview bij de herdenking van 30 mei in 2019: “De minderheidsgroepering die totale macht heeft, moet de macht delen met de meerderheid.”

De nodige verwarring

Daarbij was hij vooral bestrijder van alle onrecht dat zwarte mensen trof, wat gezien zijn eigen lichte huidskleur de nodige verwarring opriep. Maar ook als zoon van een witte katholieke vrouw van Scandinavische komaf, en een Afro-Caraïbische man, kun je natuurlijk strijden tegen racisme.

Die strijd had een politieke agenda. Niet zonder reden werd de toen nog jonge Brown in Nederland vooral beschouwd als een volgeling van het links-revolutionaire geloof dat eind jaren zestig steeds meer jongeren inspireerde. Brown, zelf overigens niet vies van een luxe levensstijl, stond daarbij voor een onafhankelijk Curaçao geschoeid op socialistische leest.

Dat betekende dus genationaliseerde industrie en bankwezen en natuurlijk Papiaments als voertaal in onderwijs en bestuur. Politiek pakte dat ook goed uit: het Arbeidersbevrijdingsfront, de partij die hij oprichtte na de 30ste mei om de Afro-Antilliaanse bevolking politieke invloed te bieden, behaalde in 1969 een kwart van de stemmen.

Nieuw rolmodel: apostel Thomas

Later kwam Brown tot andere inzichten. Hij schreef in 2007 dat voor hem slechts één rolmodel bestaat: dat van apostel Thomas, wiens levensfilosofie er toch vooral op neerkomt dat je iets pas gelooft als je het hebt gezien. En wat het socialisme had opgeleverd, was Brown na de val van de Berlijnse muur ook duidelijk.

Socialisme was een utopie, net als een onafhankelijk socialistisch Curaçao, schreef hij in 2007: “Het enige -isme met bestaansrecht is kapitalisme met zijn globalisatie en vrije handel, omdat dat geënt is op het biologisch materialisme van de mens.”

Sindsdien was Brown, met de hem zo typerende grote grijze baard en bonte hemden, naar eigen zeggen vooral “een humanistische, liberale en democratische kapitalist, die ernaar streeft dat de Antillen een provincie van Nederland worden”.

Dat laatste liep anders af, maar feit is dat de volksopstand van 1969 mede de weg heeft geplaveid voor de huidige positie van Curaçao binnen het huidige Koninkrijk. Al had Brown ook daar natuurlijk bedenkingen bij, zolang op het eiland zoveel mensen in armoede en achterstelling leven.

Lees ook:

Curaçao ziet excuus slavernij vooral als eerste stap richting herstel

Op Curaçao wordt lauwwarm gereageerd op de slavernij-excuses die de Nederlandse staat wil aanbieden. ‘Die hebben geen waarde als er geen vervolg aan wordt gegeven.’