Foto: John Samson

ORANJESTAD – De civiele rechtszaak, die dinsdag plaatsvindt op Sint-Eustatius tegen de Nederlandse Staat, doet niet veel stof opwaaien. Toch kan het volgens de eisers wel eens het begin van het einde zijn van het Nederlands Koninkrijk zoals wij het kennen. Hoe zit dat? 

De zaak tegen de Nederlandse Staat is aangespannen door een groep Statiaanse politici onder leiding van PLP-voorman Clyde van Putten. Allemaal maken ze deel uit van het bestuur dat in 2018 door de Nederlandse regering werd afgezet, omdat er sprake zou zijn van onder andere ‘wanbestuur’ en ‘vriendjespolitiek’.

De ingreep leidde tot woede van de afgezette Statiaanse politici die de Nederlandse Staat ervan beschuldigen ‘in strijd te handelen met artikel 73 van het VN-Handvest’. Daarin staat volgens de klagers dat Nederland de eilanden moet helpen naar volledig zelfbestuur en onafhankelijkheid en dat er geen sprake mag zijn van bestuurlijk ingrijpen of andersoortige bemoeienissen.

Of de rechter er dinsdag in de bodemprocedure van de Statianen versus de Nederlandse Staat ook zo over denkt, is nog maar de vraag. Want in  de uitspraak in kort geding van 11 december 2018 werd de groep al door het Gerecht in eerste aanleg in het ongelijk gesteld.

De rechter gaf toen het voorlopig oordeel dat het bestuurlijk ingrijpen van de Nederlandse Staat op Sint-Eustatius ‘niet in strijd is met het VN-Handvest’ en dat er wel degelijk sprake is van een ‘volledige graad van zelfbestuur’. Daarbij wees de rechter op afspraken die zijn gemaakt in het Koninkrijk Statuut uit 1954.

Wat staat er eigenlijk in het Koninkrijk Statuut?

Het Koninkrijk Statuut kwam in 1954 tot stand en daarin staat dat de landen van het Koninkrijk een gelijkwaardige positie hebben. Sinds 2010 zijn dat naast Nederland, Aruba (autonoom sinds 1986) ook Curaçao en Sint-Maarten. De eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius zijn ‘bijzondere gemeenten’ en maken deel uit van Nederland.

In het Statuut staat dat de landen zelfstandig hun eigen aangelegenheden behartigen, dat zijn Landsaangelegenheden. Je moet daarbij denken aan zaken als; justitie, financiën, onderwijs, economie en sociale zaken.

Maar er zijn ook zaken waar de landen gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn, dat zijn Koninkrijksaangelegenheden. Je moet daarbij denken aan zaken als; defensie, nationaliteit (paspoort), mensenrechten en buitenlandse betrekkingen.

En dan zijn er nog aparte afspraken tussen de landen in het Koninkrijk, neergelegd in consensus Rijkswetten. Het Koninkrijk mag op de eilanden ingrijpen als er sprake is van ‘ondeugdelijk bestuur’ of ‘ondeugdelijk financieel beheer’. Maar dat mag pas als een meerderheid van de Rijksministerraad, waar alle landen in zitten, hiermee instemt. Saillant detail: Nederland heeft in die raad wel de grootste vertegenwoordiging.

Het is juist dit Statuut dat de eisers als ‘onrechtmatig’ beschouwen en dat willen zij dinsdag verder aanvechten in de bodemprocedure. Daarvoor hebben zij de Sint-Maartense staatsrechtjurist Denicio Brison in de arm genomen. De afgelopen maanden deed de jurist dag en nacht onderzoek voor de zaak, die hij het liefst vergelijkt met een ‘gevecht van meerdere rondes voor zwaargewichten’.

“Het Statuut waar Nederland naar verwijst is volgens VN-wetten (VN-resolutie 1514 in 1960) alleen geldig als alle betrokken territoria hiermee vrijwillig hebben ingestemd middels een democratisch proces”, legt Brison uit. “Een dergelijk proces heeft volgens ons nooit plaatsgevonden omdat de eilanden in de periode toen het Statuut werd gemaakt, kolonies waren van de Nederlandse Staat en het Internationaal Gerechtshof is van oordeel dat als je gekolonialiseerd bent, er geen sprake is van vrije wil.”

Wat wil de Statiaanse groep dan wel?

De groep Statiaanse politici in de zaak tegen de Nederlandse Staat wil dat hun eiland teruggezet wordt op de lijst van ‘niet-zelfbesturende gebieden’ van de Verenigde Naties (VN).

Als dat gebeurt dan is Nederland volgens het VN-Handvest verplicht om Sint-Eustatius in een redelijke tijd of naar totale onafhankelijkheid en zelfbestuur te begeleiden, of een deel van Nederland te maken of een vorm van vrije associatie met Nederland te bieden, zoals bijvoorbeeld Puerto Rico dat heeft met de Verenigde Staten.

Sinds 1955 staan de eilanden niet meer op de VN-lijst van ‘niet-zelfbesturende gebieden’ en is Nederland niet verplicht om enige verantwoordelijkheid af te leggen aan de VN over de voortgang van de eilanden naar een zelfbesturende onafhankelijke status, omdat in het kader van de VN is geoordeeld dat met het Statuut aan de eisen van dekolonisatie door het Koninkrijk al is voldaan.

Volgens staatsrechtjurist Brison rust het Statuut en daarmee het Nederlands Koninkrijk op twee leugens: “Ten eerste, dat het uit ‘vrije wil’ is aangegaan en ten tweede, dat het Statuut de eilanden heeft gedekoloniseerd. Beide zijn aantoonbaar vals”, zegt Brison.

“Als de eilanden niet volgens het internationaal recht zijn gedekoloniseerd, dan is het Statuut, volgens het Internationaal Gerechtshof ongeldig en iedere gezagsuitoefening op basis van het Statuut of andere wet of regelgeving onrechtmatig”, legt de jurist uit. “Het Koninkrijk zoals wij het kennen, stort dan ineen.”

Kolonialisme
‘Onzin’, zegt staatsrechtgeleerde Douwe Boersema, die de staatkundige ontwikkelingen in het Koninkrijk op de voet volgt. Volgens Boersema moet er sprake zijn van een oorspronkelijke bevolking die overheerst wordt door een buitenlandse macht om te spreken van ‘kolonialisme’. Hij betwijfelt of dat het geval is toen Nederland de Antillen in 1634 veroverde van de Spanjaarden. Boersema spreekt daarom liever van ‘volksplanting’ waarbij de bevolking al dan niet onvrijwillig op de eilanden terecht is gekomen.

Ook zegt Boersema dat ‘er is voldaan aan de in het VN-Handvest en de betrokken resoluties van de Algemene Vergadering gestelde eisen met betrekking tot dekolonisatie van de eilanden door het overeenkomen van het Statuut in 1954’. “Daarover is toen wel de nodige discussie geweest, maar het resultaat was eenduidig.”

Eerdere afspraken
Boersema wijst verder op de interne afspraak die in 1983 in het Koninkrijk werd gemaakt over zelfbeschikking voor alle eilanden en de nieuwe verhoudingen sinds 2010, waar alle eilanden destijds mee in hebben gestemd.

“Daarmee is de zaak van het zelfbeschikkingsrecht gemaakt tot een interne zaak binnen het Koninkrijk.” Het heeft volgens Boersema daarom ‘geen enkele zin om naar de VN te gaan voor wijziging van de staatkundige positie’.

Maar zo kijken de Statiaanse politici er niet naar. Zij houden vol dat de eilanden wel degelijk zijn gekoloniseerd en dat er vanaf het begin geen sprake was van een vrijwillige instemming met het Statuut en dat daarmee ‘een onwettige basis is gelegd’.

Claims
De groep Statiaanse politici verwacht een grote impact als zij de zaak tegen de Nederlandse Staat wint. “Mocht de uitspraak in het voordeel van Sint-Eustatius uitvallen dan kan er een vloedgolf aan claims ontstaan zoals bij de Chagoseilanden”, zegt de Statiaanse econoom en adviseur van Van Putten, Xavier Blackman.

Staatsrechtjurist Brison gaat nog een stapje verder: “We gaan het Nederlands Koninkrijk opblazen, het zal nooit meer worden zoals we het kennen.”

Dinsdag dient de bodemprocedure op Sint-Eustatius. Als de groep daarin niet haar zin krijgt, dan wordt zeker hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof ingesteld.