Direct naar artikelinhoud
Het herdenkingsmonument ‘Desenkadená’ (‘Ontketend’) in Willemstad. Het monument herdenkt de Curaçaose slavenopstand, geleid door verzetsstrijder Tula, uit 1795.Beeld Sinaya Wolfert
ReportageSlavernijverleden

Op Curaçao duurt de vrijheidsstrijd voort: ‘Tot op de dag van vandaag kampen we met de slavernij-erfenis’

Curaçao lijkt de slavernij-excuses gelaten te aanvaarden, maar prominenten roeren zich. ‘We vechten tegen het beeld dat ons eiland niet deugt, onze taal niet en onze kleur niet. Het wordt tijd dat het andere verhaal wordt verteld, over ons verzet.’

Het is niet toevallig dat de ontmoeting plaatsvindt op een voormalige plantage. Hier, bij landhuis Stenen Koraal in het noorden van Willemstad, werden slaafgemaakten gedwongen maïs te verbouwen. Het traumatische verleden van Curaçao is overal tastbaar, behalve misschien voor de onwetende toerist die met de voeten in de Caribische zee en met de rug naar het eiland vakantie viert.

Suzy Römer, voormalig minister van Curaçao en oud-premier van de Nederlandse Antillen, is naar het landhuis gekomen om te vertellen dat de oma van haar oma tot slaaf gemaakt was. “Het is veel verser dan veel mensen denken.”

Rose Mary Allen, cultureel antropoloog en buitengewoon hoogleraar cultuur, gemeenschap en geschiedenis aan de Universiteit van Curaçao: “De slavernij is dus slechts twee oma’s geleden. De impact op onze samenleving is heel groot. Laten we dat niet onderschatten”.

‘Betekenisvol moment’

Het lijkt erop dat het Nederlandse kabinet komende maandag excuses zal aanbieden voor het slavernijverleden. Hoe dat er precies uit komt te zien, is nog onduidelijk. Premier Mark Rutte spreekt vooralsnog over een “betekenisvol moment”. Op 1 juli 2023, precies 160 jaar na de formele afschaffing van de slavernij, zou het Herdenkingsjaar Slavernijverleden groots geopend worden. Maar ook daar is weinig over bekend.

Vooral vanuit Suriname klinken protesten over deze aangekondigde excuses. De datum is te willekeurig, de persoon die ze komt overbrengen (minister Franc Weerwind) is de verkeerde en over het verhaal achter de spijtbetuiging is slecht nagedacht. Vice-premier Sigrid Kaag is deze week naar Suriname gereisd om, zoals dat zo mooi heet, de plooien glad te strijken.

Ook weerstand uit Willemstad

De enorme aandacht voor de Surinaamse weerstand doet vermoeden dat in de andere voormalige koloniën weinig weerstand is tegen de plannen van het kabinet. Dat beeld klopt niet. In landhuis Stenen Koraal zijn alle aanwezigen op deze doordeweekse middag resoluut: die excuses zijn weinig waard.

Rose Mary Allen: ‘Wie op dit eiland niet goed Nederlands spreekt, wordt geassocieerd met domheid.’Beeld Sinaya Wolfert

Jeanne Henriquez, historicus en een bekende activiste op het eiland, heeft er geen enkel vertrouwen dat Rutte straks de juiste woorden zal uitspreken. “Een witte man denkt te weten wat wij willen horen. Ik geloof er niets van dat de politici in Den Haag doorzien wat onze voorouders hebben meegemaakt.”

Römer: “Om te beginnen zal het kabinet moeten uitspreken dat de slavernij een misdaad tegen de menselijkheid was. Die erkenning heeft onze samenleving nodig, gevolgd door excuses voor het leed en herstelacties voor de toekomst.”

Wit schoonheidsideaal

Als cultureel antropoloog weet Allen welke diepe sporen de slavernij heeft achtergelaten op het eiland. Tot op de dag van vandaag kampen Curaçaoënaars met die erfenis, vertelt ze. Alles wordt beïnvloed door kleur. “Je ziet het nog steeds aan het pestgedrag op scholen. Kinderen van kleur zijn er de dupe van. Je ziet het aan banen die mensen krijgen, zeker in de toeristische sector. Wie een lichtere huidskleur heeft, maakt meer kans op een meer presentabele functie. Zo werkt het gewoon.”

Henriquez brengt in herinnering dat onderzoekers hier een paar geleden een experiment onder jonge kinderen deden. “Ze konden kiezen uit een zwarte pop of een witte. Ze kozen massaal voor een witte. Dat is het schoonheidsideaal, het zit er ingebakken.”

Toen de zwarte moeder van Suzy Römer wilde trouwen met een man met lichte huidskleur, zeiden sommige van zijn familieleden: ‘Boeis, ta drama weya di kaka’. Het is een uitdrukking in het Papiaments, die zoveel betekent als: ‘Door haar te kiezen verspreid je een pan met poep’. “Nog steeds leeft bij velen op ons eiland de overtuiging dat je zo wit mogelijk moet trouwen, om je familie te verbeteren”, zegt de oud-premier.

‘Curaçaoënaars hebben niet geleerd om van zichzelf te houden’

Het zijn ook kleine dingen die aangeven hoe verschillend de posities van witte en zwarte mensen zijn. Aangeschoven is de 24-jarige Christopher Rosinda, student Papiaments aan de Universiteit van Curaçao. Hij zegt: “Als witte mensen iets vertellen tegen jongeren, is de reactie: ‘Oké, interessant’. Als een zwarte man wat zegt, heeft iedereen daar een opvatting over. Er ontstaat direct discussie. Wat de witte persoon vertelt, wordt gewoon geaccepteerd.”

Het is een direct gevolg van het koloniale verleden, zeggen de aanwezigen. Het is bovendien een situatie die breed op het eiland is geaccepteerd, als een vastgeroest gegeven. In het oude landhuis weigeren ze zich hierbij neer te leggen. Het probleem is, zegt Henriquez, “dat Curaçaoënaars niet geleerd hebben van zichzelf te houden. En dat gaat al mis op de basisschool”.

Christopher Rosinda, student Papiaments.Beeld Sinaya Wolfert

Doordat Rosinda Papiaments studeert, leert hij meer over zijn eigen cultuur en achtergrond dan tijdens zijn hele jeugd. “De geschiedenis komt eindelijk tot leven.” Volgens Allen is het onderwijs te veel gericht op de taal van de kolonisator: “Wie op dit eiland niet goed Nederlands spreekt, wordt geassocieerd met domheid.” Römer zegt: “De fase van bewustwording, van je eigen achtergrond, wordt hier op de basisschool gewoon overgeslagen. Ik herinner me dat je als scholier straf kreeg als je in de gang Papiaments sprak”.

‘Onze taal bestaat nog en bloeit’

Henriquez: “Lees in de geschiedenisboeken over Curaçao en er staat dat dit een dor eiland was. Suriname had pas een echte plantage-economie, daar kon van alles worden verbouwd. Hier niet. In werkelijkheid was Curaçao een grote handelsplek voor slaven, waar Nederland heel veel geld aan heeft verdiend. Maar wat blijft hangen is dat dit een dor, achtergesteld gebied is.”

Waar het op neerkomt, zegt Römer, ‘is dat in de beeldvorming niets deugt aan de Curaçaoënaar’. “Ons eiland niet, onze taal niet en onze kleur niet. Tegen dat beeld vechten we. Het wordt tijd dat het andere verhaal wordt verteld, over ons verzet. Over hoe wij de slavernijperiode hebben overleefd. Onze taal bestaat nog en bloeit. We hebben de tambú, de muziek die door slaven is bedacht.

“In de koloniale periode zijn slaafgemaakten naar Venezuela gevlucht om er een nederzetting te stichten. Vanuit daar vielen ze Nederlandse schepen aan op zee. Waarom wordt dat de kinderen niet geleerd? Ik had gewild dat ik op school te horen had gekregen dat ik trots mag zijn op mijn zwarte moeder en mijn zwarte oma, en niet alleen op mijn lichtgekleurde vader.”

Nederlandse houding

De manier waarop het kabinet nu excuses wil aanbieden, is volgens de aanwezigen exemplarisch voor de Nederlandse houding naar het eiland. “Er is geen echte dialoog geweest met ons”, vindt Allen. “Dan hadden wij onder meer kunnen vertellen dat ook Nederland zich moet emanciperen. Je kunt niet sorry zeggen tegen de oude koloniën zonder goed naar jezelf te kijken.”

Jeanne Henriquez: 'Ik geloof er niets van dat de politici in Den Haag doorzien wat onze voorouders hebben meegemaakt.'Beeld Sinaya Wolfert

Römer: “Je denkt toch niet dat de rijkdom van Amsterdam en Utrecht zo uit de lucht is komen vallen? Die steden hebben vreselijk veel verdiend aan de slavenhandel. Ook dat mag wel iets meer aandacht krijgen”.

Bijna 160 jaar na de afschaffing van de slavernij zitten de zes Caribische eilanden – behalve Curaçao ook Aruba, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius – nog altijd in het Koninkrijk der Nederlanden. Zij volgen vooralsnog het voorbeeld van Nederlands-Indië (dat onafhankelijk werd in 1949) en Suriname (1975) niet. Vooral dat laatste land, ten prooi gevallen aan een militaire dictatuur, bleek een argument voor Antillianen om de bescherming van het koninkrijk te koesteren.

Hart versus hoofd

De bewoners van de eilanden kampen met een ingewikkeld hart-versus-hoofddilemma. Politicoloog Wouter Veenendaal en historicus Gert Oostindie leggen in hun nieuwste boek Ongemak uit hoe de Cariben klem zitten tussen hun afkeer van de kolonisator en de angst om de beschermende deken, die het koninkrijk kan bieden, te verliezen.

Het hart verafschuwt de rol die Nederland in het verleden speelde én in het heden nog altijd vervult. Zo houdt Den Haag streng toezicht op de overheidsfinanciën van het eiland, ondanks de autonome status. Denk ook aan de eenzijdige manier waarop Rutte slavernij-excuses wil aanbieden. Curaçaoënaars voelen geen enkele waardering vanuit Nederland, waar de premier enkele jaren geleden tegen eilandbestuurders zei: “Als u mij morgen belt dat u uit het koninkrijk wilt, dan gaan we dat onmiddellijk regelen.”

Maar het hoofd denkt aan alle voordelen die het koninkrijk tot op de dag van vandaag biedt. Financiële hulp, internationale bescherming, een Nederlands paspoort voor de eilandbewoners, toezicht vanuit Den Haag op de integriteit van lokale politici. In de optelsom wint het hoofd, glansrijk.

Volledige onafhankelijkheid blijft uit

Nadat Curaçao in 2010 een autonoom land werd binnen het koninkrijk, wonnen de nationalistische MFK en Pueblo Soberano (‘Soeverein Volk’) de verkiezingen. Beide partijen voerden een felle anti-Nederlandcampagne, waarin Den Haag werd weggezet als de vijand en de belofte van volledige onafhankelijkheid klonk. Maar tot die volledige onafhankelijkheid is het nooit gekomen. De leiders van de partijen verwezen steevast naar de wens van ‘het volk’. En het volk is, zo wezen meerdere referenda uit, nooit enthousiast geweest over deze ingrijpende stap.

Oostindie en Veenendaal constateren in hun boek dat ‘het ontbreken van volledige soevereiniteit niet strookt met de sterke nationalistische gevoelens die op de eilanden leven, waardoor heavy handed Nederlands ingrijpen begrijpelijkerwijs als vernederend wordt ervaren. De keuze om in het koninkrijk te blijven staat in die zin haaks op de politieke emancipatie’.

De vraag is nu hoe het in stand houden van de afhankelijke positie valt te rijmen met de ontworsteling van het koloniale verleden. Historicus Henriquez en hoogleraar Allen zijn duidelijk: het is een recht van een bevolking om zelf beslissingen te nemen over de eigen toekomst. “Zie het als een kind dat opgroeit en volwassen wordt. Er komt een tijd dat je het ouderlijk huis verlaat en op je eigen benen leert staan”, zegt Allen.

Excuses als kantelmoment

Toch weigert die jongvolwassene te vertrekken. Dat komt, zegt Henriquez, ‘doordat wij Curaçaoënaars te weinig geloven in onszelf’. “Ik werk met vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Zij krijgen klappen, echt heel erg. Toch blijven ze bij hun man. Je denkt: hoe houden ze het vol! Omdat ze doodsbang zijn om op eigen benen te staan. Wij worden hier boos als Nederland weer eens op onze tenen trapt. Maar als je bevreesd bent voor je eigen schaduw, wat wij zijn, dan is het moeilijk om zelf besluiten te nemen.”

De vrouwen in het landhuis zien de naderende slavernij-excuses als kantelmoment. Het biedt de gelegenheid om, naast die knieval van het kabinet, te zorgen voor een grondig onderzoek hoe de koloniale tijd nog altijd doorwerkt in de samenleving. En het onderwijsprogramma moet dan ook drastisch herzien worden. Zodat, zegt Suzy Römer, “een jongere niet langer denkt dat hoe witter hoe beter is”.

Römer: “We moeten de jeugd de waarheid over slavernij vertellen en over ons verzet van toen”. Alleen als de nieuwe generatie de eigen geschiedenis echt leert kennen, ligt de weg naar onafhankelijkheid open. Daar zijn ze van overtuigd.

De kolonisatie van de Antillen

Nederland veroverde Curaçao op de Spanjaarden in 1634. Aruba en Bonaire volgden twee jaar later. Spanje bood nauwelijks tegenstand, de Caribische eilanden werden als vrij nutteloos beschouwd. Het klopt dat deze Benedenwindse eilanden weinig geschikt bleken voor plantages vanwege de nauwelijks vruchtbare grond. Maar Curaçao ontwikkelde zich onder bewind van de West-Indische Compagnie tot de belangrijkste handelsmarkt in de regio. Slaafgemaakten werden uit Afrika naar het Caribische eiland gebracht. Daar werden ze ‘opgeknapt’ en in de meeste gevallen doorverkocht aan andere landen. Zo verdiende Nederland alsnog veel geld met de slavernij op de Cariben.

Lees ook:

Surinaamse buitenlandminister Albert Ramdin: ‘Excuses aanbieden gaat normaal gesproken in overleg’

De Surinaamse minister van buitenlandse zaken Albert Ramdin zegt niet te weten wat het land van de Nederlandse excuses voor slavernij moet verwachten.

Curaçao wacht al jaren: eerherstel voor vrijheidsstrijder Tula gaat traag in Den Haag. ‘Klap in ons gezicht’

De Curaçaoënaar Gilbert Bacilio ijvert voor eerherstel voor Tula, de leider van de neergeslagen slavenopstand in 1795 op Curaçao. De Nederlandse regering werkt daar nog niet erg aan mee. ‘Het Caribische deel van het koninkrijk wordt buitengesloten’, zegt Bacilio.