Direct naar artikelinhoud
Media inCuraçao

Het anti-Haagse geluid op Curaçao werd even overstemd, maar verdwenen is het niet

Hulp uit Nederland ligt altijd gevoelig in het autonome land binnen het koninkrijk, zelfs nu het in de coronapandemie onmisbaar is, constateert correspondent Kees Broere.

Het anti-Haagse geluid op Curaçao werd even overstemd, maar verdwenen is het niet

Op Facebook verscheen, vreemd maar waar, een slimme opmerking, toen een Curaçaose waarnemer er schreef: ‘Sinds Rutte heeft gezegd dat wij geen buitenland zijn, regent het.’ Op het oog een droge, lokale constatering. Maar daarachter gaat, zo blijkt ook uit andere media op het Caribische eiland, een wereld schuil.

Van wie is Curaçao? Sinds 10 oktober 2010 lijkt het formele antwoord op die vraag eenvoudig: van de inwoners van dit autonome land binnen het Nederlands koninkrijk. Maar wat te doen met een eiland dat sinds de coronapandemie moet concluderen dat het financieel-economisch niet op eigen benen kan staan?

De afgelopen maanden kwam Curaçao, niet voor het eerst, in een draaikolk van postkoloniale emoties terecht. Nederland moest en wilde helpen om de crisis aan te pakken. Maar de voorwaarden die Den Haag daarbij stelde, kwamen voor veel eilandbewoners neer op een feitelijke machtsovername. En dus klonk verzet.

Ook de regering van premier Eugene Rhuggenaath liet zich aanvankelijk zeer kritisch uit over het Haagse hulppakket. Wat bijzonder stak, zo klonk ook in het Curaçaose parlement, was dat Nederland er opnieuw blijk van zou geven zijn Caribische gesprekspartners niet serieus te nemen. Dat staatssecretaris Raymond Knops van Koninkrijksrelaties ondertussen honderden miljoenen in het vooruitzicht stelde, leek er minder toe te doen. Het eiland wenste respect.

En zo waren Knops en zijn vertegenwoordiger in Willemstad de boemannen. Maar zie, de werkelijkheid had zijn ontnuchterende beloop, de taal van het voorwaardenpakket kreeg een retorische poetsbeurt, en begin deze maand stonden Rhuggenaath en Knops samen met minister Steven Martina van Economische Zaken glimmend voor de pers om de eilandbevolking hun ‘mijlpaal’ te presenteren.

Het anti-Haagse geluid op Curaçao werd even overstemd, maar verdwenen is het niet

Toch weer vrienden dus, Curaçao en Nederland. Maar wacht. Het anti-Haagse geluid mocht dan overstemd zijn, verdwenen was het niet. Nederland blijft een land op ruim 8 duizend kilometer van de Cariben. Honderd keer dichterbij ligt een land dat zo zijn geheel eigen redenen heeft om zich met de ABC-eilanden te bemoeien. Venezuela dus, een buurland dat kraakt in zijn voegen, maar dat op Curaçao nog altijd betaalde en onbetaalde krachten heeft om zijn lof te zingen.

President Nicolás Maduro, wiens grootvader van Curaçao afkomstig is, gaf een ‘internationale persconferentie’. Na een vraag van een Curaçaose journalist liet hij zich kortstondig uit over de warme broederschapsbanden tussen zijn land en de drie eilanden voor zijn kust. De grenzen zijn al tijden gesloten, maar op Curaçao, Aruba en Bonaire moesten de mensen begrijpen dat zij in deze wereld van keiharde geopolitieke belangen maar één echt trouwe vriend hebben. Een vriend met olie bovendien, die nog altijd van betekenis wenst te zijn voor de raffinaderij op Curaçao.

Op het Caribische eiland werden de zinnetjes van de Venezolaanse president volledig uitgemolken. Was het niet verstandiger meer naar Maduro en minder naar Rutte te luisteren? Een plaatselijk commentator, George Lichtveld, waarschuwde zijn eilandgenoten voor een zoveelste keer om niet in een charmeoffensief van de corrupte leider van een ‘narcostaat’ te geloven. Toch had Caracas weer even de aandacht van Den Haag afgeleid.

Maar ja, uit het verarmde Venezuela zullen de komende tijd geen toeristen komen om Curaçao minstens een beetje uit het economische slop te trekken. Uit Nederland mogelijk wel, want ‘dat mag van Rutte’.

Dat het op het eiland soms nat kan zijn, moeten die bezoekers maar voor lief nemen. Op Curaçao is regen een zegen.

Kees Broere is correspondent in Willemstad.