Direct naar artikelinhoud
Prinses Amalia tijdens de welkomstceremonie bij aankomst op Curaçao.Beeld ANP
Déjà vuWerkbezoek

De eerste Oranje die Curaçao bezocht, was een stuk jonger dan Amalia

De beroemdste Hendrik de Zeevaarder uit de geschiedenis was verre van reislustig. De Portugese prins, geboren in 1394 en gestorven in 1460, dankte zijn bijnaam aan het met woorden en financiën steunen van ontdekkingstochten richting Afrika en India en stond daarmee aan de basis van Portugals koloniale expansiedrift.

Nederlands eigen Hendrik de Zeevaarder ging wel degelijk op pad. Willem Frederik Hendrik van Oranje-Nassau (1820-1879) was al vroeg voorbestemd voor een loopbaan op zee. Als derde zoon van de latere koning Willem II en de Russische tsarendochter Anna Paulowna stond hij op enige afstand van de troon. Bij dé vaderlandse trots, de marine, kon hij meer betekenen. Het bracht hem in 1835 als eerste Oranje ooit op de Nederlandse eilanden in het Caribische gebied.

De prins was nog een stuk jonger dan de huidige kroonprinses Amalia, die dezer dagen de Antillen bezocht. Hendrik was net vijftien, maar kon al bogen op de nodige marine-ervaring. Op zijn tiende werd hij al benoemd tot adelborst eerste klasse. Voor zijn reis naar de West had hij met de Nederlandse zeemacht onder meer al het Iberisch schiereiland en het geboorteland van zijn moeder, Rusland, aangedaan.

De prins voerde gesprekken en inspecteerde forten

De prins vertrok op 16 mei 1835 als bemanningslid van het fregat Maas uit Nederland. Vijf weken later kwam hij na een reis van ruim vijf weken aan in Suriname. De ingezeten daar hadden volgens een van de kranten ter plaatse ‘het geluk voor de eerste maal, een geliefd Lid van het regeerend en door ons zoo zeer bemind Vorstelijk huis in hun midden te zien’. Vlaggen wapperden en saluutschoten klonken, toen ‘acht welgekleede negerslaven’ de eerste Oranje in de West ‘met de meeste statelijkheid en als bewust van de eer’ naar de kade roeiden.

Op 27 juli verzamelden zo’n beetje alle hoogwaardigheidsbekleders op Curaçao zich in de haven van Willemstad voor de aankomst van de prins op hun eiland. Meer ‘luister’ was gepast geweest, maar de armoe op Curaçao liet dat niet toe.

Dat Hendrik geen gewone adelborst was, bleek uit zijn volle agenda: de prins voerde vele gesprekken, inspecteerde forten en andere militaire objecten en bezocht een aantal plantages. De inwendige mens werd niet vergeten. Soupers en diners waren bovendien een ideale gelegenheid om veel personen in relatief korte tijd te spreken. Daar kwamen nog een heleboel ontmoetingen tijdens audiënties en bals bij.

De inwoners van Curaçao zagen het schip met de prins op 7 augustus ‘met droeve blikken’ vertrekken: ‘Vaarwel! O jonge Vorst, roepen wij U allen toe. Onuitwischbaar blijft steeds het aandenken aan U in onzen harten gegrift. God vergezelle U op Uwe volgende levensbaan.’

De koloniën waren niet helemaal uit zijn gedachte

Hendriks levensbaan bracht hem korte tijd later naar de grootste van alle koloniale bezittingen van het koninkrijk, Nederlands-Indië.

Van 1850 tot aan zijn dood in 1879 zou Hendrik stadhouder zijn in Luxemburg, op dat moment een groothertogdom met innige banden met de Nederlandse koning. ‘De Zeevaarder’ was nu druk met een landje ver van zee en zonder marine. Hij deed zijn best om Luxemburg welvaart te bezorgen, onder meer met de aanleg van spoorwegen.

Hendrik was twee keer getrouwd. De eerste keer huwde hij een prinses van Saksen-Weimar-Eisenach, de tweede keer een Pruisische prinses, 35 jaar jonger dan hemzelf.

De koloniën waren niet helemaal uit zijn gedachten. Hendrik investeerde in tinmijnen op het Nederlands-Indische eiland Billiton (tegenwoordig Belitung) tussen Sumatra en Borneo. De revenuen daarvan maakten hem nog vermogender dan hij al was.

Op zijn sterfbed werd de marineman Hendrik een laatste eer bewezen. Al ruim een kwart eeuw had hij de rang van luitenant-admiraal. Nu werd hij bevorderd tot admiraal.

Paul van der Steen bekijkt wekelijks het nieuws door een historische bril.