Direct naar artikelinhoud
reportage

Venezolaanse ‘vreemdelingen’ kosten Curaçao geld – en zorgen voor onrust: ‘Wij willen ons geld, nu!’

Venezolanen zitten in een boot in Willemstad, Curaçao. Ze zijn door de kustwacht gered.Beeld Reuters

De enorme cruiseschepen zijn welkom, de bootjes niet. De grote vaartuigen die aanmeren aan de kade van Otrobanda, brengen steeds meer toeristen en dus ook meer deviezen Curaçao binnen. Elders aan de kust komen steeds meer gevluchte Venezolanen aan. Zij kosten het eiland geld, en zorgen voor onrust.

‘Wat is hier aan de hand?’, vraagt een Amerikaanse bezoeker. Hij is met zijn partner een cruiseschip afgegaan om de historische binnenstad van het Caribische eiland te bekijken. Ze lopen tegen een kleine, luidruchtige groep aan.

‘No ke nos sèn, awor!’, scanderen de Curaçaoënaars: ‘Wij willen ons geld, nu!’ Ze staan voor het Fort Amsterdam, waar premier Eugene Rhuggenaath kantoor houdt. Het zijn leden van een ambtenarenvakbond, maar de overheid wensen zij even niet te dienen nu de regering hun geld verschuldigd zou zijn.

Dat was vorige week. Eerder demonstreerde het personeel van de raffinaderij voor Venezolaanse olie. Toen er autobanden in brand werden gestoken, en de politie opzichtig níét optrad, dachten sommige eigenaren van cruiseschepen erover om Curaçao maar even over te slaan.

De onrust is een afgeleide van die in het grote buurland 80 kilometer verderop, dat met helder weer te zien is: Venezuela. Daar kwam eerst de olie vandaan waarmee Curaçao ooit zoveel geld verdiende. Daarvandaan komen nu de Venezolanen die hun land ontvluchten en het Caribische eiland onder steeds grotere sociaal-economische druk zetten.

Nederlandse gastvrijheid

Wie ‘Maduro’ zegt, zegt Curaçao, Nederland, Venezuela. Op het Caribische eiland, een autonoom land binnen het Nederlands koninkrijk, is de familienaam Maduro al sinds mensenheugenis een vooraanstaand begrip. Nederland kent ‘Madurodam’, ter herdenking van de Curaçaose George Maduro, een verzetsheld uit de Tweede Wereldoorlog. En Nicolás Maduro is niet alleen de belegerde president van Venezuela, hij is naar eigen zeggen ook de kleinzoon van een Curaçaose Maduro, die de oversteek maakte van het eiland naar de Venezolaanse deelstaat Falcón. Zo letterlijk en figuurlijk dichtbij is het allemaal, al eeuwen.

De drie landen zijn ook dezer dagen meer met elkaar verbonden dan Nederland wil toegeven. Den Haag mag dan een slordige 8.000 kilometer verderop liggen, binnen het koninkrijk is Nederland de eerst verantwoordelijke voor zowel Defensie als Buitenlandse Zaken. De crisis in Venezuela raakt niet alleen de ABC-eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao, maar ook Nederland. Zeker als het gaat om de toenemende stroom Venezolanen die hun economisch geïmplodeerde land verlaten.

‘Ik kwam hier op Curaçao twintig jaar geleden als economisch migrant’, vertelt Carlos Ortega. Hij is een legaal op Curaçao verblijvende Venezolaan, die zich via de lokale organisatie Venex inzet voor zijn ‘ongedocumenteerde’ landgenoten op het eiland. ‘Maar de mensen die nu komen, zijn echt vluchtelingen. Curaçao en Nederland weten volgens mij niet hoe slecht de situatie in Venezuela is. Je stapt echt niet zomaar in een bootje om de oversteek te wagen. Iets meer gastvrijheid zou toch wel het minste zijn.’

Het taaie gevecht om die gastvrijheid is, nu het koninkrijk Juan Guaidó als interim-president van Venezuela en daarmee het failliet van het regime-Maduro erkent, een nieuwe fase ingegaan. De stroom Venezolanen richting de ABC-eilanden, die premier Rhuggenaath nu nog ‘druppelend’ noemt, kan fors toenemen.

Een Venezolaanse man in wandelt naast een kustwachter in Willemstad, Curaçao.Beeld Reuters

‘Vreemdelingen’ in plaats van ‘migranten’

Politiek en diplomatiek leidt dit tot veel ingewikkelde manoeuvres. Ook semantisch. De Venezolanen moesten en zouden, zo vond vooral minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken, ‘migranten’ heten. Die mochten Curaçao niet belasten en konden per direct worden teruggestuurd. Maar nu Nederland Nicolás Maduro als de leider van een ondeugdelijk bewind ziet, moet het tandenknarsend erkennen dat Venezolanen dat bewind willen ontvluchten.

En dus kwam staatssecretaris Raymond Knops van Koninkrijksrelaties eind vorige week met een brief aan de Tweede Kamer, waarin hij niet meer spreekt over migranten, maar over ‘vreemdelingen’ en over de ‘internationale verplichtingen’ die het koninkrijk heeft. Lange tijd werd door zowel Blok als Knops gezegd dat ‘migratiebeleid’ louter een zaak van ‘het autonome land Curaçao’ was. Nu komt Den Haag met concrete hulp. ‘Het kabinet begrijpt de zorgen van Curaçao en de noodzaak om de gestelde problematiek aan te pakken.’

Prompt liet premier Rhuggenaath zich filmen in een kamer met ruim uitzicht op de Caribische Zee (en Venezuela), om zijn bevolking uitleg te geven over het Nederlandse besluit. Hij sprak over versterking van de grensbewaking, ook bedoeld als afschrikking voor een eventueel militair avontuur van een wanhopige Nicolás Maduro, en over Nederlandse ondersteuning voor ‘personen die bescherming zoeken’, lees: Venezolanen die ongedocumenteerd op het eiland verblijven.

De Curaçaose regering zelf schat het aantal Venezolanen zonder papieren op vier- tot zesduizend. Dat is veel, voor een eilandbevolking die honderd keer kleiner is dan de Nederlandse. Ieteke Witteveen, voorzitter van de mensenrechtenorganisatie HRC op Curaçao, denkt dat het om zeven- à achtduizend mensen gaat. Haar organisatie bepleit al tijden een ‘humanere behandeling’ voor de Venezolanen die zijn gevlucht.

‘Vreemdelingen’ in plaats van ‘migranten’

Dat Den Haag hierbij nu ineens wél wenst te helpen, noemt zij ‘enigszins hypocriet’, maar ook ‘bijzonder welkom, zeker als het gaat om hulp bij de volksgezondheid.’ Want dat is een van de zaken waarvoor Nederland de komende maanden op het eiland de handen uit de mouwen komt steken. Niet alleen ‘trainingen’ aan mensen voor ‘de bejegening van vreemdelingen’, maar ook hulp van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, bijvoorbeeld bij de vaccinaties tegen mazelen, de bof en rodehond, ziektes die dankzij het instorten van de gezondheidszorg in het naburige Venezuela nu op de Caribisch-Nederlandse eilanden weer de kop op dreigen te steken.

‘Heksenjacht’

Witteveen hoopt ook dat Nederland aan de overheid van Curaçao duidelijk zal maken dat er geen ‘heksenjacht’ op vluchtelingen mag plaatsvinden. De moeilijk verifieerbare klachten hierover betreffen vooral de leiding van de Curaçaose Vreemdelingendienst, die deels ingaat tegen het voorzichtigere beleid van de eerstverantwoordelijke bewindsman, minister Quincy Girigorie van Justitie. Volgens kenners zal Nederland er ook goed aan doen te kijken naar de wijze waarop de illegale overtochten, vanuit met name de Venezolaanse deelstaat Falcón naar Curaçao, ook vanaf het Caribische eiland zelf worden geregeld. ‘Er zijn mensen hier’, zegt een deskundige die anoniem wenst te blijven, ‘die precies weten wanneer er weer een bootje op komst is.’

Nu Nicolás Maduro de lucht- en zeegrenzen tussen Venezuela en de ABC-eilanden voor de tweede keer heeft gesloten, kan van het gedwongen terugsturen van illegalen geen sprake zijn. Daarom moet Curaçao voorbereid zijn op de komst van meer vluchtelingen, en op de zorg voor de Venezolanen die geen onderkomen vinden bij legale landgenoten op het eiland, maar in angst leven om te worden betrapt en tijdelijk in een detentiecentrum terecht te komen.

Het overkwam de Venezolaan Gustavo (niet zijn echte naam). Hoe onplezierig zijn onvrijwillige opsluiting ook, hij spreekt in alle rust over zijn situatie, en maakt duidelijk begrip te hebben voor de lastige situatie waarin het kleine Curaçao is terechtgekomen. ‘Niemand wil vastzitten,’ zegt hij, ‘maar de behandeling is redelijk. We krijgen voldoende te eten, we kunnen ons baden. Repressief is alleen de behandeling van illegale Venezolanen die de autoriteiten als crimineel beschouwen. En ja, er zitten dieven tussen. Moordenaars misschien zelfs, een enkele keer. Maar in verreweg de meeste gevallen gaat om het om eenvoudige mensen, om vaders, moeders en hun kinderen. Vreedzame mensen. Die wensen, na alles wat zij in Venezuela hebben meegemaakt, met rust gelaten te worden. En geloof me: zodra het kan, willen de meesten terug naar hun eigen land.’

Net als Brazilië en Colombia zegt Curaçao een ‘hub’ te willen zijn voor humanitaire hulp aan Venezuela. De eerste goederen, vooral voedsel en medicijnen, kwamen vorige week vanuit het Amerikaanse Florida per vliegtuig op het Caribische eiland aan. Pogingen van de particuliere organisatoren van de hulpactie om de spullen per boot in Venezuela te krijgen, zijn tot nu toe op niets uitgelopen.

Dat heeft niet alleen te maken met de weigering van de Venezolaanse autoriteiten, maar ook met de opstelling van de Curaçaose regering. Die schaarde zich aanvankelijk enthousiast achter het idee van een hub, ontkende dit vervolgens, en maakte daarna duidelijk dat goederen alleen naar Venezuela mogen vertrekken als ook president Nicolás Maduro, en dus niet alleen de zelfverklaarde interim-president Juan Guaidó, hiervoor toestemming geeft.

Met die terughoudendheid volgt de Curaçaose regering de wens van de Staten, het parlement op het eiland, en van invloedrijke vakbonden. Curaçao zegt ook steeds nadrukkelijk dat de hulp louter een humanitair en geen enkel militair doel mag dienen.

President Donald Trump van de Verenigde Staten zegt een militair optreden in Venezuela niet uit te willen sluiten. Curaçao kan hierbij rechtstreeks betrokken raken. Het eiland ligt slechts enkele tientallen kilometers voor de Venezolaanse kust, en het kent ook al jaren een Amerikaanse luchtmachtbasis, de zogeheten FOL. Officieel is die basis bedoeld voor de strijd tegen de internationale drugshandel. Maar vriend en vijand gaan ervan uit dat de VS op deze manier ook de politieke en militaire bewegingen in Venezuela in de gaten houden.